INTERVIEW MET RIEN BOUT

“De logica ontregelen” door Cor de Back, 1993

Een gesprek met Rien Bout is een gesprek over schilderijen. Op zijn atelier staat een aantal nieuwe schilderijen opgesteld die op deze tentoonstelling te zien zijn. Gaat het ene doek hem meer ten harte dan het andere?

“Ja en nee. In feite gaat het altijd om hetzelfde probleem. Dan denk je: inhoud, wat inhoud? Je moet een verhaal hebben, een sentiment, iets wat je aangaat, maar het mag niet met jou op de loop gaan ten koste van de vorm.”

Bij elk nieuw doek stelt hij zich een -schilderkunstig- probleem en probeert daar een denkbeeldige oplossing voor te vinden:

“Wat ik eigenlijk in al die doeken aan het doen ben, is in een plat vlak een illusie op te wekken. Het is en blijft een merkwaardig vak. Sinds Jan van Eyck en Giotto is er in wezen maar weinig veranderd. Je vertelt een verhaal en om dat verhaal interessant te maken gebruik je de vorm, de kleur, de compositie. Maar uiteindelijk ben je niet met het verhaal bezig maar met de vorm: hoe krijg ik het zo extreem mogelijk, hoe krijg ik het -voor mijzelf in ieder geval- zo vernieuwend mogelijk? Ik ben de kunst niet aan het vernieuwen, maar hooguit, als het lukt, mijzelf.”

In zijn doeken zijn vaak klassieke vormen te zien die, in een andere context geplaatst, een geheel eigen leven gaan leiden. Een zwarte stoel, een spiegel, een kastje, een vrucht, een raam, veel ramen, allemaal schijnbaar losse elementen die, in de ruimte geplaatst, een nieuwe, mystiek-magische werkelijkheid oproepen. De logische volgorde is doorbroken, het perspectief wisselt voortdurend. Zijn wereld is niet die van onze ogen.

“Ik probeer die logica, die schijnbaar logische ordening, te ontregelen, want het schilderij heeft niets met een logische volgorde te maken. Er is een vloer, er is een stoel, er is een muur, en door die muur zie je een landschap. Ik probeer die elementen zo in de ruimte te zetten, dat het op een andere manier weer logisch werkt.”

De paradox dus van zijn schilderen. De bestaande logica ontregelen en een nieuwe logica scheppen. Beelden en herinneringen als elementen uit een ogenschijnlijke werkelijkheid deel uit laten maken van een andere werkelijkheid. Schilderen als een vorm van onderzoek, van experimenteren?

“Ja, onderzoeken, experimenteren, daar gaat het om. Je gaat op zoek naar een nieuw soort synthese, je zoekt een nieuwe harmonie.”

Op zoek naar die samenhang, dat grotere verband waarin de dingen een nieuwe plaats krijgen, lijkt het wel of het schilderij zijn eigen weg gaat. Het schilderij schildert zich zelf. Is een schilderij ooit wel af, is het ooit wel begonnen?

“Door voortdurend te kijken, door een probleem te stellen, zoek je naar oplossingen. Niet door een norm te stellen, de norm waaraan het doek moet voldoen ontstaat tijdens het schilderen zelf. Door het voegen, het schuiven, het weghalen, soms met de witkwast, ontstaat er iets. Of een doek ooit helemaal af is? Dat kan ik absoluut niet zeggen. In een nieuw doek zoek je naar iets wat geen evenwicht vormt met een vorig doek. Maar als de dat “geen evenwicht” als uitgangspunt neemt, ontwikkelt er zich een nieuw probleem. Je probeert aan een norm te ontsnappen, je bent op zoek naar een andere logica, maar het doek eist zijn eigen logica, zijn eigen grammatica, op.”

In tegenstelling tot zijn werk op vorige exposities lijken zijn nieuwe schilderijen onderling heel sterk verschillend. Elk doek is het verslag van een afzonderlijk experiment, een ontdekkingstocht door het gebied waar twee- en driedimensionale vormen in elkaar overgaan. Elk doek heeft zijn eigen ritmiek en roept steeds weer andere associaties op. Droomachtige elementen vormen -herkenbaar, realistisch geschilderd- een nieuwe werkelijkheid, opgebouwd uit tegenstellingen in kleur en vorm. Ook het zwart wordt als kleur nieuw ontdekt.

“Zo’n zwarte vorm zet ik neer om puur beeldende redenen. Het verplicht je om daar op te reageren. In de context van het geheel krijgt zo’n zwart raam of zo’n zwart bord een eigen verhaal. Het vereist een zeker uithoudingsvermogen van de rest van het doek. Ik vind het interessant om herkenbare beeldsoorten tegenover elkaar te zetten en te kijken wat er gebeurt.”

Wat van veel van zijn doeken afstraalt, is het plezier in het schilderen dat hij bij die zoektochten gehad moet hebben. Het plezier vooral om uitersten tegenover elkaar te plaatsen, het plezier van het experiment, de uitdaging. De dingen lijken op wat ze zijn, maar ze staan in een nieuwe samenhang, waardoor ze niet meer zijn wat ze waren. Een fruitschaal bijvoorbeeld, die nèt niet op een tafel staat. Een wereld, waarin de traditionele ordening afwezig is, een wereld waarin de fantasie en de werkelijkheid samengaan.

“Ik probeer verschillende werelden, verschillende objecten, een Arcadisch landschap, het geel van het fruit, die zwarte vorm, een dier, al die fragmenten, in een wisselend perspectief te zetten en wel zo, dat er een contrast ontstaat, maar tegelijkertijd ook de verrassing, de verrassing namelijk hoe die beelden zich ten opzichte van elkaar verhouden en ontwikkelen. Of me dat allemaal gelukt is, is een andere zaak, maar het is voortdurend mijn uitgangspunt. Ik denk vaak: het moet nog interessanter kunnen, het verhaal is nooit af, soms kan ik op één doek wel tien doeken schilderen. Dan laat ik zo’n doek los om met een nieuw te beginnen.”

Ondanks de vele herkenbare elementen ademen veel doeken een hoge graad van abstractie. De voorwerpen zijn concreet, realistisch geschilderd, het menselijke element -overheersend of op de achtergrond- vrijwel altijd aanwezig. Soms bekruipt je het gevoel: hij schildert over het schilderen zelf. Is die -vaak onderkoeld aanwezige- ironie opzet?

“Nee. Schrijvers die over het schrijven zelf schrijven, leveren vaak onleesbare boeken af. Als je van jezelf uit de neiging hebt -en ik weet dat ik die heb- dat de schilderijen over iets moeten gaan, dus niet over het schilderen zelf, maar dat ze een lading moeten hebben, dan moet je jezelf ook ontregelen om te voorkomen dat die lading niet op een verkeerde manier pathetisch of dramatisch wordt. Die doeken mogen best dramatisch zijn, er gebeurt iets, maar die dramatische kant kan alleen door de vormgeving, niet door het verhaal, niet door de inhoud, worden opgeroepen. De schoonheid van de vormgeving, zeiden ze vroeger, de schoonheid van de kleur. Maar je dacht toch niet dat Bach, toen hij aan de Matteus-Passion zat te werken, voortdurend aan die arme lieve Heer aan het kruis zat te denken? Hij was op zoek naar de vormgeving van de klanken, hoe kan ik een tragisch element in die klanken tot uitdrukking brengen? Dat is de wezenlijke paradox. Je kan niet l’art pour l’art schilderen, het gaat ook niet alleen om het verhaal, je moet voortdurend je aandacht gericht houden op de beeldende middelen om niet weg te zakken in een verkeerde sentimentele vormgeving.”